Ontzielde dansmuziek

Je zou het bijna vergeten als danser, maar muziek komt niet altijd uit een geluidsbox. De dansen van het volk zijn altijd al een samenspel geweest van muzikanten en dansers. Dat vind ik terug in de geschiedenis van de buikdans, de Argentijnse tango, bij het meer recente Balfolk en bij bijvoorbeeld Capoeira. Ooit had ik het genot om met een percussionist op te treden. We trakteerden omstanders op met plezier doorspekte interactie tussen muzikant en danseres. Later ook wel op soortgelijke muziek gedanst, maar er miste altijd iets: de muzikant.

Begint het met dans, of begint het met muziek? In de balfolk scene ken ik muzikanten die klagen dat vroeger de muziek centraler stond; het was echt een muzikantenbeweging. Speels en niet zelden ingegeven door muzikanten zelf werd van alles uitgeprobeerd op de dansvloer. Nu is de scene meer een danser-scene geworden. De directe interactie is langzamerhand naar de achtergrond aan het verdwijnen. De live muziek is er nog wel, inclusief die subtiele wisselwerking in het ritmisch afstemmen van het ‘deinen’. Telkens als ik in zo’n groepsdeining stap heb ik eventjes weer die sensatie voorbij de grenzen van mijn huid te voelen. Het ‘beest’ van de groepsdans ervaren bij Balfolk is een zeer bijzondere ervaring.

Ik mis ik soms dat ‘beest’ bij de buikdans. Balfolk van oudsher gericht op groepen mensen, niet op individuen. Dit in tegenstelling tot buikdans. Volgens Natalia Fadda – Strelchenko is de buikdans een solitaire dans, geen groepsdans. Ik kan me dat invoelen. De mooiste buikdans ontstaat wanneer te zien is dat de danser bewogen wordt door de muziek, helemaal of deels geïmproviseerd. Ze is dichtbij. Haar gezicht is te zien. Je voelt wat zij voelt, maar wat zij voelt is niet enkel ‘van haar’. Het overkomt haar en er vallen emoties af te lezen zoals verwondering en genot van de eigen sensualiteit.

Een muzikant kan daar op inspelen, een heen-en-weertje neerzetten met vraag en antwoord vertaald in percussie en lichaamsbewegingen. Dat kan dan weer lastig met een grote groep. Hoewel. Tot vorig jaar volgde ik tangolessen bij een Argentijnse milonguero. Hij verbaasde zich erover dat op een ‘salon’ veel Nederlandse tangodansers gewoon hun figuur afmaken als er een stilte valt in de muziek. Dat is ondenkbaar voor hem. Hij weet niet beter of héél de zaal met dansers staat dan -alsof het afgesproken is- eventjes stil.

Zoiets gebeurt denk ik alleen als er een muzikanten scene is. De gewenning aan muziek-uit-een-geluidsbox zorgt voor een soort mechanisch laissez-faire van de dansers. Zonder live interactie, hoe subtiel ook, verliest de muziek haar ziel en mag je haar beledigen door ‘gewoon je figuur af te maken’. Het is een eerste stap weg van de volkse wortels van een dans.

Ik kijk uit naar een volgend dansfeest met live muziek. Het maakt me niet eens zoveel uit welk genre als er maar iets is van een samenspel op de dansvloer. Een jaar geleden was ik bij een buikdansfeest. Net als bij de middelbare school dansfeestjes van vroeger stonden er hier en daar mensen in kringetjes met elkaar te dansen. Dat betrof de helft van de dansers. De andere helft stond gericht naar de spiegel die toevallig ook aanwezig was in de zaal. Ze bestudeerden zichzelf terwijl ze dansten. Ik vrees dat dat stap twee is na de ontzieling van de muziek.